De s-bus is niet veel meer dan de 4-aderige kabel die bij de NT1 begint, het startpunt van de ISDN-aansluiting, en vervolgens 'ergens' in een ruimte eindigt. Vertakkingen naar andere ruimten zijn eventueel mogelijk. Om problemen te voorkomen moet wel op een aantal punten worden gelet, bijvoorbeeld terminatie (het afsluiten van de kabel met weerstanden). Hieronder geven we een korte inleiding omtrent de s-bus.
Bij iedere s-bus is er dus een beperking tot 8 ISDN-apparaten. Je dient rekening te houden met de maximale lengte van de kabels en de plaatsing van afsluitweerstanden. Er worden vaak fouten gemaakt waardoor de ISDN-apparatuur zich onvoorspelbaar kan gedragen. Zijn er bijvoorbeeld te veel terminators (afsluitweerstanden) aangesloten dan zal de impedantie van de s-bus te ver dalen, worden er geen of te weinig afsluitweerstanden gebruikt dan treden reflecties (echo) op. De s-bus moet worden afgesloten met twee weerstanden van 100 ohm, waarbij de ene weerstand tussen de twee zendaders (transmit) aders en de andere tussen de twee ontvangstaders (receive) wordt geplaatst. Dit afsluiten mag alleen aan het begin en het einde van de s-bus gebeuren. Eventueel kun je de weerstand op het eindpunt van de s-bus weglaten als de totale lengte van de s-bus korter is dan 25 meter. Hoe langer de s-bus, des te groter namelijk het gevaar van reflecties. De s-bus begint bij de NT1. Dit is de afsluiting van het ISDN-netwerk van KPN Telecom en het begin van je eigen ISDN 'netwerk'. Omdat er in het analoge tijdperk 2 aders werden gebruikt voor analoge communicatie werd daarmee bij de ontwikkeling van ISDN rekening gehouden. De aansluiting voor deze 2 aders op de NT1 wordt de U-interface genoemd. Hoe 64 kbps full-duplex (verkeer in beide richtingen) over twee aders kan worden verstuurd wordt op de pagina bekabeling besproken. De volgende tekening laat de NT1 zien en de plaats waar deze 2-aderige kabel van het KPN-netwerk aangesloS-bus inleiten wordt:
Letop: Als je deze twee aders per ongeluk kortsluit zal er een beveiliging optreden en kan er voor een bepaalde tijd niet meer gebeld worden (soms zelfs ongeveer een uur). Uiteraard mag je wel zelf bepalen wat je op de s-bus aansluit. Aan de NT1 mag je ook de instelling van de terminatie veranderen. Deze instelling kan gewijzigd worden door het klepje te openen en met een ballpoint of schroevendraaier de instellingen te wijzigen. Omdat deze afsluitweerstanden standaard actief zijn is het verstandig de Short Passive Bus (SPB) met de NT1 op het eindpunt (of beginpunt, het is maar hoe je het bekijkt) te gebruiken. Je gebruikt dan maar één uitgang van de NT1. Zie daarvoor de pagina mogelijkheden.
Wil je deze methode niet gebruiken, dan kun je volstaan door één van die uitgangen te gebruiken en daarop een s-bus te maken. Hiermee kun je in het hele huis aansluitpunten maken. In totaal kun je 8 ISDN-apparaten aansluiten op één s-bus. Bij ISDN-centrales zijn overigens ook meerdere s-bussen mogelijk.
Je kunt ISDN-apparatuur dus direct op de NT1 of anders op de s-bus aansluiten. Onder ISDN-apparatuur verstaan we bijvoorbeeld ISDN-telefoons, ISDN-faxen of ISDN-adapters. Analoge toestellen kun je niet direct op de s-bus of NT1 aansluiten, hier is de tussenkomst van een ander apparaat gewenst. Om er voor te zorgen dat het analoge toestel met de ISDN-aansluiting kan praten is een a/b-adapter of ISDN-centrale nodig. Een a/b adapter heeft enkele (meestal 2) analoge uitgangen, waarbij iedere uitgang een eigen nummer (MSN-nummer) krijgt. Een ISDN-centrale heeft meerdere, meestal 4 of 8, analoge uitgangen en biedt bovendien veel extra functies. De onderstaande tabel geeft uitleg bij de apparatuur in het bovenstaande plaatje. Dit zijn slechts enkele voorbeelden, er zijn natuurlijk veel meer mogelijkheden.
|