Hoewel het onderstaande wellicht erg theoretisch wordt, is het toch belangrijk stil te staan bij de mogelijkheden die je hebt om een s-bus op de juiste manier op te zetten.
Point To Point (PTP) De Point To Point configuratie wordt niet zo vaak gebruikt. Deze manier van aansluiten wordt ook wel meervoudige aansluiting genoemd. Er mag slechts één ISDN-terminal worden aangesloten. Deze configuratie wordt bijvoorbeeld gebruikt als je een ISDN-centrale hebt welke naast analoge aansluitingen ook een interne s-bus biedt. In dat geval hoef je immers geen overige apparatuur meer aan te sluiten. Het grootste voordeel van de PTP configuratie is dat de lengte van de s-bus ongeveer 1 km mag zijn. Aan het uiteinde van de s-bus moet een wandcontactdoos met afsluitweerstand worden gebruikt. Op de wandcontactdoos wordt de TE (Terminal Equipment) aangesloten, waarbij de afstand van de TE tot de wandcontactdoos ongeveer 25 meter mag zijn.
De NT1 moet ingesteld worden voor de functie lange passieve bus/point to point (standaard staat de NT1 niet zo ingesteld) en de interne afsluitweerstand van de NT1 moet geactiveerd zijn (standaard staat de NT1 al zo ingesteld). Short Passive Bus (SPB), NT1 op het eindpunt De Short Passive Bus configuratie is de meeste gebruikte configuratie waarbij maximaal 8 ISDN-apparaten kunnen worden aangesloten. Deze manier van aansluiten wordt ook wel Multipoint, Point to Multipoint of enkelvoudige aansluiting genoemd. De NT1 bevindt zich aan een uiteinde van de s-bus. De maximale lengte van de s-bus is ongeveer 180 meter, dat is in de meeste gevallen ruim voldoende (als dat niet voldoende is kun je een EPB, Extended Passive Bus gebruiken waarbij de afstand 500 meter mag zijn). Alleen de laatste wandcontactdoos van de s-bus mag een afsluitweerstand hebben omdat de impedantie anders te laag wordt. Als je aftakkingen gebruikt, hoef je alleen het langste kabeluiteinde van een afsluitweerstand te voorzien. De afstand van de TE tot de wandcontactdoos mag ongeveer 10 meter zijn. Alle TE's worden parallel op dezelfde kabel aangesloten.
De NT1 moet ingesteld worden voor de functie korte passieve bus (standaard staat de NT1 al zo ingesteld) en de interne afsluitweerstand van de NT1 moet geactiveerd zijn (standaard staat de NT1 al zo ingesteld). Short Passive Bus (SPB), NT1 in de bus De Short Passive Bus configuratie waarbij de NT1 zich in de s-bus bevindt wordt ook wel een Y-Configuratie genoemd. Deze methode wordt niet aanbevolen, je kunt beter de Short Passive Bus met NT1 op het eindpunt gebruiken. Als je deze methode gebruikt moet aan beide uiteinden van de s-bus een wandcontactdoos mét afsluitweerstand worden gebruikt. Alle wandcontactdozen daartussen mogen geen afsluitweerstand hebben. Alle TE's worden parallel op dezelfde kabel aangesloten.
De NT1 moet ingesteld worden voor de functie korte passieve bus (standaard staat de NT1 al zo ingesteld) en de interne afsluitweerstand van de NT1 moeten indien nodig aan- of uitgezet worden. Bij voorkeur moet je deze uitzetten tenzij er problemen optreden. Extended Passive Bus (EPB) Bij de Extended Passive Bus (EPB) mogen 4 TE's worden aangesloten. Het voordeel ten opzichte van de Short Passive Bus is dat de s-bus langer mag zijn, 500 meter tegen 180 meter. Daar staat tegenover dat alle TE's binnen een afstand van 50 meter moeten zijn aangesloten. De NT1 bevindt zich aan het uiteinde van de s-bus. Alle TE's worden parallel op dezelfde kabel aangesloten.
De NT1 moet ingesteld worden voor de functie lange passieve bus/point to point (standaard staat de NT1 niet zo ingesteld) en de interne afsluitweerstand van de NT1 moet aangesloten zijn (standaard staat de NT1 al zo ingesteld). |